Beleidsplan Veilig Sporten

Hier kunt u ons Beleidsplan Veilig Sporten lezen, zoals vastgelegd op 1 december 2011

Inleiding

Veiligheid is een belangrijk thema binnen de sportvereniging. Iedereen die komt sporten bij de vereniging moet zich in eerste instantie veilig voelen.

Het thema veiligheid is een breed begrip waaronder veel zaken kunnen vallen. Dit beleidsplan zal zichbeperken tot de volgende thema‟s:

-Basisregels voor sociale veiligheid;
-Voorkoming misbruik en ongewenste intimiteiten; -Creëren van een fysiek veilige omgeving.

Belangrijk is dat ieder lid zich ook verantwoordelijk voelt voor de veiligheid binnen de vereniging en mensen aanspreekt op gedrag dat hier afbreuk aan zou doen.

Dit beleidsplan beperkt zich tot het thema veiligheid en is een aanvulling op het verenigingsbeleidsplan. Na elk jaar moet dit plan geëvalueerd worden en indien nodig worden bijgesteld.

Bestuur TTV Alexandria ‟661 december 2011

Basisregels voor sociale veiligheid

Bij TTV Alexandria ‟66 vinden wij het belangrijk dat ieder lid zich prettig voelt op de vereniging en op een prettige manier met tafeltennis bezig kan zijn. We hebben een aantal belangrijke omgangsregels opgesteld.

Elke organisatie heeft omgangsregels. Afspraken over op tijd zijn of roken bijvoorbeeld. Omgangsregels zijn formele of informele afspraken die in organisaties als huisregels gelden. Ook voor

de preventie van seksueel misbruik is het goed dergelijke regels op te stellen. Regels die gaan over de omgang met elkaar en over gedrag dat niet getolereerd wordt. Leg vast wat wel en niet mag op het gebied van fysieke omgang en seksuele gedragingen en uitingen. Omgangsregels zijn algemeen geldig. Dat betekent dat ze voor iedereen in de organisatie gelden: bestuursleden én kinderen/jongeren, vrijwilligers én ouders. Omgangsregels worden niet ondertekend, maar gelden als huisregels van een organisatie.
Een voordeel van omgangsregels is dat het onderwerp veiligheid op een positieve manier bespreekbaar wordt. Iedereen weet meteen wat de normen zijn wanneer er sprake is van grensoverschrijdend gedrag. Ouders, minderjarigen, leden en medewerkers die merken dat de vereniging aandacht heeft voor veiligheid, zullen eerder met vragen en problemen naar voren komen.

Iedereen die de vereniging bezoekt onderschrijft de doelstellingen en het huishoudelijk reglement van de vereniging en houdt zich aan de omgangsregels die hieronder zijn beschreven. Wie dat doet, is van harte welkom. Wij vinden afspraken over de manier van omgaan met elkaar belangrijk, omdat iedereen zich prettig en veilig moet kunnen voelen. Dit kan alleen als je elkaar in je waarde laat en elkaar met respect behandelt. Dit betekent dat wij in onze vereniging alle vormen van ongelijkwaardige behandeling zoals, pesten, machtsmisbruik, discriminerende, racistische, seksistische of (seksueel) intimiderende gedragingen of opmerkingen, of het hiertoe aanzetten, ontoelaatbaar vinden.

Wij vragen van alle leden, medewerkers, kinderen, hun ouders of andere bezoekers, dat zij meewerken aan het naleven van de omgangsregels. Niet alle zaken die anderen kunnen kwetsen, kunnen we in regels verwoorden. Dan zouden het er veel te veel worden. Dit wil natuurlijk niet zeggen dat als iets niet genoemd wordt, dit wel toelaatbaar is.

Omgangsregels TTV Alexandria‟66

  1. Ik accepteer en respecteer de ander zoals hij is en discrimineer niet. Iedereen telt mee binnen de vereniging.

  2. Ik houd rekening met de grenzen die de ander aangeeft; ik raak de ander niet tegen zijn of haar zin aan; ik maak geen seksueel getinte opmerkingen

  3. Ik val de ander niet lastig.

  4. Ik berokken de ander geen schade.

  5. Ik scheld niet en maak geen gemene grappen of opmerkingen over anderen.

  6. Ik negeer de ander niet.

  7. Ik doe niet mee aan pesten, uitlachen of roddelen.

  8. Ik vecht niet, ik gebruik geen geweld, ik bedreig de ander niet, ik neem geen wapens mee.

9. Ik stel geen ongepaste vragen en maak geen ongewenste opmerkingen over iemands persoonlijk leven of uiterlijk.

10. Als iemand mij hindert of lastig valt dan vraag ik hem/haar hiermee te stoppen. Als dat niet helpt, vraag ik een ander om hulp.

11. Ik help anderen om zich ook aan deze afspraken te houden en spreek degene die zich daar niet aan houdt erop aan en meldt dit zo nodig bij het bestuur.

Voorkoming misbruik en ongewenste intimiteiten

De afgelopen jaren zijn er verschillende meldingen geweest van seksueel misbruik bij sportverenigingen. Als vereniging kun je dit niet altijd voorkomen maar hebben we in ieder geval de verplichting om al het mogelijke te doen om dit soort situaties te voorkomen. Niet alleen moreel maar ook omdat je als bestuur aansprakelijk kan worden gesteld als je niet voldoende maatregelen hebt genomen.

In deze notitie zullen binnen dit thema vijf onderwerpen aan bod komen:

  • -  Gedragscode

  • -  Risico analyse

  • -  Aanstellingsbeleid

  • -  Vertrouwenspersonen

  • -  Meldprotocol

    Gedragscode

    Het is belangrijk om met elkaar af te spreken wat je wel en niet toelaatbaar vindt van vrijwilligers die regelmatig met jeugd omgaan. Dit kunnen we doen door een gedragscode op te stellen en deze ook te laten ondertekenen door de vrijwilligers die wat te maken hebben met de jeugd. In bijlage 1 staat de gedragscode zoals deze is opgesteld en wordt gehanteerd. Deze gedragscode moet worden ondertekend door alle trainers, coaches en de vertrouwenspersonen.

    Risico analyse

    Om een goed beeld te krijgen van hoeveel risico‟s we als vereniging lopen is de checklist doorlopendie door de Nederlandse organisaties voor het vrijwilligerswerk wordt gehanteerd.
    De checklist bestaat uit drie onderdelen en begint met het nagaan welke risicofactoren er op kindniveau zijn en een checklist om te kijken of er vrijwilligers zijn waarbij persoonlijke risicofactoren
    spelen. De beide checklisten zijn opgenomen in bijlage 2. Dit puur ter bewustwording van de risico‟sdie worden gelopen.

    Onderstaand de analyse van de punten zoals deze terugkomen op de checklist:

    Sfeer/cultuur

    Als we kijken naar de vereniging dan zien we een relatief kleine vereniging waarin veel mensen elkaar kennen en zichzelf kunnen zijn. Er is weinig groepsdruk en kritiek mag worden gegeven. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen mannen en vrouwen binnen de organisatie en weinig grappen gemaakt op dat gebied. Er wordt op elkaar gelet en door onder meer de grote betrokkenheid van ouders en de goede sfeer is er weinig ruimte voor pestgedrag en buitensluitingen.

page4image5817088page4image5844128

Beleid

Er is aandacht voor seksueel misbruik. Er zijn vertrouwenspersonen maar die zijn niet bij iedereen bekend. Er is beleid tegen geweld, agressie of seksueel misbruik. Voor de trainers en coaches is er een gedragscode. Er is een aannamebeleid en er wordt gevraagd naar een VOG voordat mensen actief worden als trainer, coach of vertrouwenspersoon.

Toezicht en bescherming

Veel ouders van jeugdleden zijn zeer betrokken bij de vereniging waardoor er weinig 1 op 1 situaties met kinderen ontstaan. Ook bij jeugdkampen zijn er veel ouders aanwezig waardoor er weinig gelegenheid is tot seksueel misbruik. Er kan meer aandacht zijn voor de beperking van 1 op 1 contact tussen kinderen en vrijwilligers hetgeen in de gedragscode is opgenomen. Begeleiders hebben naast de vereniging geen privécontacten met kinderen (wel met ouders en familieleden van kinderen in enkele gevallen). Zoals eerder aangegeven is er een aannamebeleid.

Veiligheid gebouw

Rondom het gebouw is er weinig verlichting hetgeen een risicofactor is. Binnen het gebouw is alles op zich prima geregeld en doordat het een kleine vereniging is vallen onbekende mensen snel op en komen die moeilijk in aanraking met jeugd. Wel heb je vanuit de kantine niet het totale overzicht zo kun je slecht zien wie er binnen komt en kun je ook niet vanuit de kantine zien wat er achter de deuren richting kleedkamers gebeurt. Er wordt gekeken of er meer verlichting kan komen, dit wordtbesproken met de “nieuwe buren”.

Risicofactoren

Vrijwilligers hebben geen te grote betrokkenheid bij jeugdleden. Er wordt wel correct gehandeld en men is zich bewust van wat wel en niet toelaatbaar is.

Aanstellingsbeleid

Onderstaand de procedure waarin wordt beschreven hoe we omgaan met nieuwe vrijwilligers die iets willen gaan doen als trainer, coach of vertrouwenspersoon.

Volgens onderstaande procedure zal er gekeken worden naar de aanstelling van mensen.

page5image3739904

1. 2.

3. 4. 5.

In alle

Vrijwilliger meldt zich aan of wordt gevraagd om actief te worden als trainer of coach/begeleider;
De voorzitter (van de jeugdcommissie) en de hoofdtrainer voeren een gesprek met de potentiële vrijwilliger waarin er goed gelet wordt op motivatie om met de jeugd aan de slag te gaan en er ook gekeken wordt naar de risicofactoren zoals beschreven in bijlage 2;
Indien het iemand betreft die nieuw is binnen de vereniging wordt er gevraagd of hij/zij eerder lid is geweest van een sportvereniging en wordt er door de vertrouwenspersoon navraag gedaan bij de andere vereniging of daar iets is voorgevallen en er wordt een VOG gevraagd. Een nieuwe vrijwilliger van buiten de vereniging wordt nooit alleen ingedeeld als trainer of coach bij jeugd. Pas na een seizoen meedraaien waarin we een beeld hebben gekregen van iemand zal er individueel worden ingedeeld;
De gedragscode wordt doorgenomen met de vrijwilliger en de vrijwilliger ondertekend de gedragscode.

gevallen moet deze procedure worden doorlopen en moeten we alert zijn op mogelijke risico‟s.

Vertrouwenspersonen

Binnen de vereniging zijn er twee vertrouwenspersonen. De vertrouwenspersoon biedt bij een melding een luisterend oor en verstrekt informatie over mogelijke stappen die gezet kunnen worden. Hij of zij ondersteunt de hulpvrager bij gesprekken met derden. Bijvoorbeeld bij bemiddeling, het indienen van een klacht of het doen van aangifte. De vertrouwenspersoon verwijst zo nodig door naar een hulpverlenende instantie. Daarnaast heeft de vertrouwenspersoon de taak om ervoor te zorgen dat iedereen op de hoogte is van de meldprocedure bij (vermoedens van) seksueel misbruik. Ook kan hij of zij een (pro)actieve rol vervullen bij het veranderen van de organisatiecultuur zodat ongewenste omgangsvormen voorkómen worden. Voorbeelden hiervan zijn: zelf op mensen afstappen die ongewenst gedrag vertonen of het onderwerp bij het bestuur aankaarten en hen stimuleren erop te letten.

Dat wil niet zeggen dat de vertrouwenspersoon na een klacht optreedt als bemiddelaar tussen vermoedelijke dader en slachtoffer; dat is nadrukkelijk níet zijn of haar taak. Op vertrouwenspersonen kan een beroep worden gedaan bij alle vermoedens van seksueel misbruik, dus ook als het gaat om handelingen die wettelijk niet strafbaar zijn. De vertrouwenspersoon heeft een geheimhoudingsplicht. Dat betekent dat alleen met uitdrukkelijke toestemming van de hulpvrager informatie aan anderen gegeven wordt. Er is één uitzondering: wanneer er sprake is van strafbare feiten heeft ook de vertrouwenspersoon de wettelijke verplichting deze bij de politie te melden. In bijlage 3 een uitgebreid overzicht van de taken van een vertrouwenspersoon.

Meldprotocol

Iedereen die seksueel misbruik vermoedt, of erover hoort, is verplicht dit te melden bij het bestuur (of bij een door het bestuur daarvoor aangewezen persoon). Wanneer mensen twijfelen over de ernst of het terecht zijn van een vermoeden, geldt een consultatieplicht bij een vertrouwenspersoon die zij om advies kunnen vragen. Indien mensen (vermoedens van) seksueel misbruik direct uiten bij de vertrouwenspersoon, gaat deze niet zelf tot handelen over, maar schakelt het bestuur in.

De meldplicht overstijgt alle andere belangen die in het geding zouden kunnen zijn, zoals de wens tot geheimhouding bij het slachtoffer. Het is niet aan de mensen zelf om aan waarheidsvinding te doen, dit kan een eventueel juridisch traject verstoren.

  • -  Let wel: een melding is géén beschuldiging! Na een melding wordt zorgvuldig en objectief onderzocht wat er aan de hand is. Er is oog voor zowel de privacy en belangen van het vermoedelijke slachtoffer als die van de beschuldigde.

  • -  Het bestuur laat zich desgewenst adviseren door (externe) deskundigen over verdere handelwijzen:

page6image5797120page6image5812096
  • veiligstellen en opvang van het slachtoffer;

  • gesprek met beschuldigde;

  • informatief gesprek met de politie;

  • instellen calamiteitenteam;

  • in gang zetten meldprocedure;

  • aangifte bij politie;

  • voorlopige maatregelen t.a.v. de vermoedelijke pleger/beschuldigde; •

    betrokkenen;

  • nazorg.

    Voorlopige zwijgplicht na een melding

informatie aan

  • -  Naast de meldplicht geldt een voorlopige geheimhoudingsplicht voor het bestuur, de melder en de vrijwilligers binnen de organisatie ten opzichte van derden. Natuurlijk kunnen deze betrokkenen zich wel uiten bij de vertrouwenspersoon.

  • -  Een voorlopige zwijgplicht is nodig zodat er niet meer personen bij een zaak worden betrokken dan voor een zorgvuldige behandeling noodzakelijk is. Er moet worden voorkomendat geruchten ontstaan en iemand al bij voorbaat als „schuldig‟ wordt bestempeld. Dezwijgplicht is ook belangrijk om te zorgen dat een eventuele strafrechtelijke procedure niet wordt belemmerd.

    In bijlage 4 staat opgenomen hoe te handelen bij vermoedens of feiten rondom seksueel misbruik.

    Creëren van een fysiek veilige omgeving

    Om de veiligheid van leden te kunnen waarborgen is het belangrijk om ook te kijken naar hoe veilig de omgeving is waarin wordt gesport. Kijkend naar ons clubgebouw en de naaste omgeving dan kan hierin nog wel het nodige veranderen. Allereerst is de buitenomgeving rondom het gebouw erg donker. Er is weinig tot geen verlichting. Dit is ook al in de risico analyse ter sprake gekomen. Extra verlichting is hard nodig. Daarnaast heeft de indeling van ons gebouw ook enkele nadelen. Zo kun je als er wordt aangebeld niet zien wie er voor de deur staat en als de deur al open is kun je vanuit de kantine niet zien wie er binnenkomt. De ruimte bij binnenkomst waar geen toezicht op is vormt een risico. Dat geldt ook voor de ruimte bij de kleedkamers achterin het gebouw waar je ook geen zicht op hebt vanuit de kantine. Er zou gekeken moeten worden of hiervoor een adequate oplossing kan worden geboden..

    Reglement en statuten

    In de statuten van een vereniging is het doel van de vereniging vastgelegd. Ook is hierin vastgelegd wat de verhouding tussen de vereniging, haar leden en vrijwilligers is. In het huishoudelijk reglement worden de uitgangspunten uit de statuten op een praktische manier uitgewerkt. In beide documenten hoort de preventie van seksueel misbruik als punt te worden opgenomen. Op die manier wordt het creëren van een veilige, respectvolle omgeving één van de basisprincipes van je organisatie en kun je hier ook wettelijk wat meedoen.

    Om ook maatregelen te kunnen nemen moeten we in de statuten vermelden dat:

  • je als organisatie streeft naar veiligheid voor deelnemende minderjarigen;

  • je een gedragscode hanteert en bij overtreding daarvan het tuchtrecht van toepassing wordt;

    je vrijwilligers zorgvuldig selecteert

    Wil je een sanctie kunnen opleggen wanneer regels worden overtreden, dan moet er in de statuten staan dat de gedragscode nageleefd moet worden. Daarmee wordt seksueel misbruik van minderjarigen binnen een vrijwilligersorganisatie expliciet tuchtrechtelijk strafbaar gesteld.

    Opnemen in het huishoudelijk reglement

    In het huishoudelijk reglement moeten we duidelijk aangeven wie waar op welk moment terecht kan als er sprake is van (vermoedens van) seksueel misbruik. We kunnen verwijzen naar het meldprotocol dat binnen de vereniging geldt en moeten ook expliciet de meldplicht opnemen in het huishoudelijk reglement . Met dat laatste verplichten we verenigingsleden om ook niet wettelijk

page7image3863360

strafbare vormen van seksueel misbruik en seksueel grensoverschrijdend gedrag te melden. We moeten in het reglement aangeven dat bij constatering van overtreding van de gedragsregels, zoals omschreven in de gedragscode, het tuchtrecht wordt toegepast.

Het bovenstaande zal mee worden genomen in de eerst komende Algemene Ledenvergadering.

Bijlage 1 gedragscode
Verklaring gedragscode voor begeleiders en betrokkenen bij jeugd.

Binnen ttv-Alexandria ‟66 is een jeugdafdeling aanwezig en als vereniging vinden wij het belangrijk datde jeugd onbevangen en veilig kan sporten en andere activiteiten kan doen. De jeugdleden worden begeleid door trainers, ouders en of seniorleden.

Om een veilige omgeving voor jeugd te kunnen waarborgen zijn gedragsregels noodzakelijk..

Gedragsregels (bron NOC*NSF en NTTB) waarmee pesten, maar vooral seksuele intimidatie (of erger) kan worden voorkomen.

Seksuele intimidatie is elke vorm van seksueel gedrag of seksuele toenadering, in verbale, nonverbale of fysieke zin, opzettelijk of onopzettelijk, die door de persoon die het ondergaat als ongewenst of gedwongen wordt ervaren.

Seksueel misbruik omvat alle fysieke seksuele handelingen en seksuele relaties tussen een begeleider en een jeugdige sporter tot 16 jaar en/of indien iemand onafhankelijk van zijn leeftijd misbruik maakt van zijn of haar functionele relatie tot een sporter of werker in de sport om een seksuele relatie aan te gaan.

Seksuele intimidatie kan voorkomen tussen sporters onderling en sporters en kader. Het is een breed begrip.

Dubbelzinnige grapjes, onverwachte aanrakingen kunnen als intimiderend worden ervaren. Ook ondubbelzinnige strafbare vormen van seksueel misbruik, zoals aanranding en verkrachting, vallenonder seksuele intimidatie. Dergelijke vormen beginnen vaak met “onschuldige” vormen vanintimidatie.

Naast een sportieve taak heeft een sportbegeleider ook een (weliswaar gedeelde) opvoedkundige taak. De begeleider is medeverantwoordelijk voor de veiligheid, gezondheid en het welzijn van de jonge sporter en voor diens ontwikkeling naar zelfstandigheid. Daarbij moet de begeleider zelf de persoonlijke grenzen van de sporter respecteren en de grenzen van professioneel gedrag niet overschrijden. Ook moet een begeleider de sporter ondersteunen in het zelf stellen van grenzen naar anderen toe.

De omgang tussen mensen en het lichamelijk contact bij het sporten laten zich niet tot in detail regelen. Dat is ook niet de bedoeling van de gedragsregels. Lichamelijk contact kan functioneel zijn en een aai over de bol kan motiverend en prettig zijn. Aanrakingen en bijvoorbeeld het geven van complimenten moeten in de sport geen taboe zijn.

Gedragsregels zijn richtlijnen voor de begeleider, waarmee seksuele intimidatie kan worden voorkomen. Ze geven de grenzen aan van het handelen. Ze fungeren als toetssteen voor het gedrag van begeleiders en sporters in concrete situaties. Ze nodigen uit tot nadenken en discussiëren over het eigen handelen en dat van anderen in de sport.

page8image3751552

Als je grensoverschrijdend gedrag signaleert dien je maatregelen nemen:

page9image3752384

 de betreffende persoon op zijn gedrag aanspreken.
 Het bevoegde gezag inlichten: vertrouwenspersoon van de club, bestuursleden of de

vertrouwenspersoon van de sportbond

een officiële klacht indienen bij het bevoegde gezag.
Aangifte doen bij de politie in overleg met het slachtoffer en bevoegde gezag, indien er een strafbaar feit is gepleegd.

Het slachtoffer wijzen op de vertrouwenspersonen van de vereniging, van de NTTB of NOC*NSFGedragsregels ter preventie van seksuele intimidatie in de sport voor sportbegeleiders :

Op 20 mei 1997 zijn door de negentig landelijke sportorganisaties aangesloten bij NOC*NSF elf gedragsregels voor sportbegeleiders aangenomen ter preventie van seksuele intimidatie. De NTTB heeft zich hierbij aangesloten.

  1. 1)  De begeleider moet zorgen voor een omgeving en sfeer waarbinnen de sporter zich veilig voelt (te bewegen). De sporter moet als mens worden gerespecteerd

  2. 2)  De begeleider onthoudt zich ervan de sporter te bejegenen op een wijze die de sporter in zijn waardigheid aantast en verder in het privéleven van de sporter door te dringen dan nodig is voor het gezamenlijk gestelde doel.

  3. 3)  De begeleider onthoudt zich van elke vorm van (macht)misbruik of seksuele intimidatie tegenover de sporter. De begeleider mag zijn specifieke situatie en relatie niet gebruiken voor doeleinden ten eigen nutte die in strijd zijn met zijn verantwoordelijkheid voor de sporter of de grenzen van de relatie overschrijden.

  4. 4)  Seksuele handelingen en seksuele relaties tussen de begeleider en de jeugdige sporter tot 16 jaar zijn onder geen beding geoorloofd en worden beschouwd als seksueel misbruik.

  5. 5)  De begeleider mag de sporter niet op zodanige wijze aanraken dat de sporter en/of de begeleider deze aanraking naar redelijke verwachting als seksueel of erotisch van aard zal ervaren, zoals doorgaans het geval zal zijn bij het doelbewust (doen) aanraken van geslachtsdelen, billen en borsten.

  6. 6)  De begeleider onthoudt zich van seksueel getinte verbale intimiteiten.

  7. 7)  De begeleider zal tijdens training(stages), wedstrijden en reizen gereserveerd en met respect

    omgaan met de sporter en de ruimten waarin de sporter zich bevindt, zoals de kleed- of

    hotelkamer.

  8. 8)  De begeleider heeft de plicht de sporter te beschermen tegen schade en (machts)misbruik

    als gevolg van seksuele intimidatie. Daar waar bekend of geregeld is wie de belangen van de (jeugdige) sporter behartigt, is de begeleider verplicht met deze personen of instanties samen te werken opdat zij hun werk goed kunnen uitoefenen.

  9. 9)  De begeleider zal de sporter geen (im)materiële vergoedingen geven met de kennelijke bedoeling tegenprestaties te vragen. Ook de begeleider aanvaardt geen financiële beloning of geschenken van de sporter die in onevenredige verhouding tot de gebruikelijke dan wel afgesproken honorering staan.

  10. 10)  De begeleider zal er actief op toezien dat deze regels worden nageleefd door iedereen die bij de sporter is betrokken. Indien hij gedrag signaleert dat niet in overeenstemming is met deze regels, zal hij de betreffende persoon daarop aanspreken.

  11. 11)  In die gevallen waarin de gedragsregels niet (direct) voorzien, ligt het binnen de verantwoordelijkheid van de begeleider in de geest hiervan te handelen.

12) Verklaringgedragscode:
Ondergetekende heeft kennis genomen van de strekking van de gedragscode (gedragsregels en

uitleg) en zal zich als begeleider van jeugd volgens die code gedragen.

Naam: Handtekening : Plaats en datum:

Bijlage 2 Checklisten

1. Nagaan welke risicofactoren er op kindniveau zijn

De checklist heeft vooral betrekking op risicofactoren op organisatieniveau. Voordat de checklist ingevuld wordt, is het goed ook na te gaan in hoeverre je als organisatie te maken hebt met risicofactoren op kindniveau. Anders gezegd: in hoeverre er binnen de organisatie kinderen zijn die extra kwetsbaar zijn voor seksueel misbruik. Het is niet de bedoeling dat je hier verandering in brengt. Het is alleen wel goed je ervan bewust te zijn. Je kunt er ook de noodzaak mee onderbouwen om actie te ondernemen. Hieronder een lijstje met kenmerken die kwetsbaarheid van minderjarigen voor seksueel misbruik vergroten.

  • Er zijn veel kinderen onder de 16 jaar in de vereniging.

  • Er zijn verwaarloosde minderjarigen die hunkeren naar aandacht en bevestiging.

  • Er zijn kinderen die sociaal geïsoleerd zijn.

  • Er zijn minderjarigen die problemen thuis hebben.

  • Er zijn minderjarigen met een geschiedenis van misbruik, mishandeling, verwaarlozing of pesten.

  • Er zijn kinderen met een negatief zelfbeeld.

  • Er zijn minderjarigen die verminderd weerbaar zijn.

  • Er zijn minderjarigen met een (verstandelijke) beperking.

  • Er zijn veel lichamelijke contacten (nodige) met minderjarigen.

  • Er zijn minderjarigen die heel ambitieus zijn.

  • Er zijn minderjarigen die sterk afhankelijk zijn van één begeleider.

  • Minderjarigen zijn niet goed op de hoogte van omgangsvormen, wat wel en niet normaal is, dat niemand zomaar aan je mag zitten.

    2. Nagaan of er (vrijwillige) medewerkers zijn waarbij persoonlijke risicofactoren spelen Ook bij (vrijwillige) begeleiders kunnen er op persoonlijk niveau zaken spelen die het risico groter maken dat zij grensoverschrijdend gedrag naar minderjarigen gaan vertonen. Het is zinvol om na te gaan in hoeverre je als organisatie te maken hebt met dergelijke (vrijwillige) medewerkers.

    • Sterke behoefte om controlerend/almachtig te zijn (neiging tot misbruik machtspositie).• Middelengebruik (drank/drugs).
    • In contact met minderjarigen zoeken naar bevestiging, warmte en waardering.
    • Behoefte om mannelijk- of vrouwelijkheid of seksuele aantrekkingskracht te bewijzen.• Zich onttrekken aan afspraken.

    • Opvallend overal bij aanwezig willen zijn.
    • Gericht op contacten met minder weerbare minderjarigen.• (Grote) interesse voor porno/seks op internet.
    • Weinig op hebben met beleid, richtlijnen en procedures.

page10image5799200

Bijlage 3 Taken vertrouwenspersoon

De vertrouwenspersoon:

  • kan, vooral als hij of zij intern bij een organisatie is aangesteld, een (pro)actieve rol vervullen bij het veranderen van de organisatiecultuur met als doel de preventie van ongewenste omgangsvormen. Voorbeelden hiervan zijn: zelf op mensen afstappen die ongewenst gedrag vertonen of het onderwerp met leidinggevenden aankaarten en hen stimuleren erop te letten.

  • is mede verantwoordelijk voor een veilig werkklimaat, voor zo ver een vertrouwenspersoon intern bij een organisatie is aangesteld

  • functioneert als eerste aanspreekpunt bij meldingen van seksueel misbruik en zorgt voor de eerste opvang en begeleiding van degene die met seksueel misbruik is geconfronteerd.

  • zoekt samen met de melder naar oplossingen, geeft ondersteuning en advies en gaat na of

    een oplossing in de informele sfeer tot de mogelijkheden behoort.

  • geeft informatie over de mogelijk te volgen procedures, naast interne klachtenprocedure ook

    strafrechtelijke of civielrechtelijke procedure en de consequenties daarvan.

  • stelt op verzoek van de melder een klacht op schrift of ondersteunt de melder daarbij en stuurt

    deze naar de secretaris van de tuchtcommissie.

  • Indien nodig verwijst de vertrouwenspersoon de melder naar (in)formele daarvoor in

    aanmerking komende (hulpverlenings)instanties en ondersteunt melder bij het inschakelen

    van deze instanties, hieronder vallen ook politie en officier van justitie.

  • doet, in overleg met de melder en bevoegd gezag (over het algemeen is dit het bestuur van

    een vrijwilligersorganisatie), aangifte bij zedenpolitie of officier van justitie in geval van

    ontucht, aanranding en/of verkrachting.

  • neemt maatregelen om op korte termijn de leefsituatie van melder te verbeteren, gericht op

    het stoppen van het seksueel grensoverschrijdend gedrag. Indien naar de mening van de vertrouwenspersoon de inhoud van de klacht daartoe aanleiding geeft meldt de vertrouwenspersoon de klacht aan het bevoegd gezag.

  • geeft emotionele en psychische ondersteuning aan de melder bij het formeel aanhangig maken van de klacht, bij de tuchtcommissie en/of staat de melder bij en vertegenwoordigt deze tijdens een tuchtrechtprocedure.

  • is verantwoordelijk voor nazorg ten aanzien van de melder, opdat voorkomen wordt dat de melder aangesproken wordt op het feit dat hij/zij seksueel misbruik aanhangig heeft gemaakt.

  • houdt een anonieme registratie bij (o.a. aantallen; aard van de klachten; afwikkeling) op grond

    waarvan gegevens kunnen worden verstrekt ten behoeve van het jaarverslag.

  • draagt mogelijke oplossingen aan waarmee het beleid gericht tegen seksueel misbruik kan

    worden opgesteld c.q. bijgesteld.

    Bijlage 4 Hoe te handelen bij vermoedens of feiten rond seksueel misbruik

    Hoe te handelen bij vermoedens of feiten rond seksueel misbruik

Er zijn vele signalen die op seksueel misbruik kunnen duiden, maar het belangrijkste signaal

is misschien wel: ik heb het gevoel dat er iets niet klopt.
Ga bij jezelf het volgende na en probeer alleen feiten te benoemen:

  • -  Wanneer begon de ongerustheid? Waardoor? Wat is er precies gebeurd?

  • -  Om welke signalen gaat het? Wanneer doen ze zich voor?

  • -  Zijn er geleidelijke of plotselinge gedragsveranderingen?

LATEN

  •   Laat het slachtoffer niet alleen;

  •   Meld het onmiddellijk aan de vertrouwenspersoon en/of de voorzitter;

  •   Als de situatie bedreigend is: bel 112 zodat de politie kan ingrijpen;

  •   Laat de toestand zoveel mogelijk onaangeroerd in verband met eventueel sporenonderzoek. Bel de zedenpolitie (112), meld waarover het gaat en vraag om instructies.

  •   Stel zo weinig mogelijk vragen. Luister en stel het kind op zijn/haar gemak.

  •   Schrijf alles zo letterlijk en feitelijk mogelijk op, ook de vragen die je hebt

    gesteld.

  •   Vertel dat je verplicht bent het verhaal aan het bestuur te melden, maar dat er geen stappen buiten medeweten van het slachtoffer om worden genomen.

  •   Meld het vermoeden direct bij het bestuur. Bij twijfel consulteer de vertrouwenspersoon.

  •   Verwijs de persoon desgewenst naar een vertrouwenspersoon.

  •   Blijf beschikbaar voor het kind/de jongere en blijf de normale begeleiding bieden.

  • Handel nooit op eigen houtje!

  • Hoor het vermoedelijke slachtoffer niet uit. Het uithoren van het vermoedelijke

    slachtoffer en/of het spreken met contactpersonen van het vermoedelijke slachtoffer kan een eventueel juridisch traject verstoren. Het is niet aan jou om aan waarheidsvinding te doen!

  • Neem bij een vermoeden nooit zelf contact op met de vermoedelijke pleger, ook niet als het een collega is. De beste manier om het misbruik te stoppen en aan te pakken, is een objectief en een officieel onderzoek.

  • Denk aan de (voorlopige) zwijgplicht!

  • Beloof nooit geheimhouding, ook niet wanneer een slachtoffer erom vraagt.

Onze statuten en reglementen Overzicht